Expositie: I Think I Look More like the Chrysler Building

Vanaf heden kunt u bij De Vleeshal terecht voor t-shirts, truien, tassen en talloze Vleeshal-publicaties. Ook kunt u van de gelegenheid gebruikmaken om de huidige tentoonstelling I Think I Look More like the Chrysler Building (28-04 t/m 20-06) te bezichtigen.

 

Openingstijden


woensdag tot en met vrijdag, 13:00 – 17:00
zaterdag en zondag, 11:00 – 17:00

 

Vleeshal hanteert een maximum aantal bezoekers van 3 personen. Er hoeft voorafgaand aan uw bezoek geen afspraak gemaakt te worden. Vanwege de corona-maatregelen zijn er drie personen tegelijkertijd in de Vleeshal Winkel toegestaan. Het kan dus zijn dat u eventjes moet wachten. Mocht u van tevoren een winkelslot willen reserveren of persvragen hebben, kunt u ons tijdens kantooruren bereiken op: 0118-652200.

 

 I Think I Look More like the Chrysler Building

 

‘I am supposed to be the Grand Duchess Anastasia, but I think I look more like the Chrysler Building!’ Dit stelt Roger DeBris, het flamboyante personage in de Amerikaanse komediefilm The Producers van Mel Brooks, enigszins teleurgesteld vast, terwijl hij naar zijn verkleding kijkt. De titel van deze tentoonstelling is een knipoog naar een belangrijke vraag: hoe verhoudt ons lichaam zich tot de stedelijke ruimte?

 

De stad vertoont in functie en eigenschappen overeenkomsten met het menselijk lichaam. Die relatie manifesteert zich ook in ons taalgebruik. Denk aan de manier waarop we architecturale en stedenbouwkundige termen gebruiken om sociaal-maatschappelijke en persoonlijke zaken te benoemen, zoals ‘bouwen aan de toekomst, ‘de ruimte benutten’ en ‘het glazen plafond doorbreken’.

 

Architectuur kan ons in staat stellen om ons in de wereld te positioneren en onszelf in relatie tot anderen te definiëren. De kunstenaars in I Think I Look More like the Chrysler Building laten zien dat je jezelf ook kunt herpositioneren en herdefiniëren door een andere architectuur voor te stellen. Dit is nodig omdat architectuur en stadsplanning in het westen vaak eenzijdig zijn gebaseerd op het idee een ‘perfecte wereld’ tot stand te brengen. De voorgestelde oplossingen en structuren zijn in theorie wellicht ideaal, maar staan vaak los van hoe mensen het dagelijks leven ervaren. Door hun omgeving naar hun hand te zetten –of omgekeerd; door zich door de omgeving te laten leiden– onderzoeken de kunstenaars in deze tentoonstelling manieren om zich op een meer persoonlijke manier te verhouden tot hun omgeving.

 

Alleen al in het woord ‘ruimte’ ligt een paradox besloten: enerzijds verwijst het naar afbakening, anderzijds naar het oneindige. Ruimte heeft naast een fysieke ook een maatschappelijke dimensie. In 1929 schreef Virginia Woolf A Room of One’s Own waarin zij reflecteert op de vraag waar je als vrouw nu werkelijk vrij bent: in een afgesloten kamer van jezelf of in de wereld daarbuiten?

 

De kunstenaars in I Think I Look More like the Chrysler Building creëren persoonlijke ruimtes die hen in staat stellen door publieke ruimtes te navigeren. De publieke ruimtes die ons worden toegewezen zijn veelal louter gebaseerd op rationele principes en economische motieven. Ze hebben een normaliserende kracht die ook een grote psychologische en sociale impact heeft. Om dit tegen te gaan verzamelen deze kunstenaars materialen die henzelf reflecteren. Zo ontstaan fantasie-landschappen die, in tegenstelling tot het echte landschap, het individu kunnen definiëren en representeren. Dankzij architectuur en decoratie kunnen we ruimtes ontwikkelen die ons in staat stellen zelf vorm te geven aan onze levens, buiten de normatieve kaders van de maatschappij.

 

Kasper Bosmans, Lena Henke, Win McCarthy, Annelies Planteijdt en Diane Simpson navigeren ieder op hun eigen manier door het stedelijke landschap, maar onderzoeken allemaal vergelijkbare vraagstukken: op welke manier is onze omgeving in kaart te brengen? In hoeverre zijn lichaam en psyche onderhevig aan deze omgeving? En kunnen het lichaam en de stad elkaar wederzijds beïnvloeden?